Toezicht ontstaat door de aanwezigheid van ‘sociale ogen’ op straat. Voor een deel zijn dit mensen op straat, maar ook mensen in de gebouwen houden een oogje in het zeil. De oriëntatie van de gebouwen is hierbij een belangrijk gegeven. Deze moet bij voorkeur ‘open’ zijn, waarmee wordt bedoeld dat de ramen en deuren naar de straten toe moeten zijn gericht. Dit geldt vooral voor ramen en deuren op straatniveau. In veel nieuwbouwwijken zijn entrees vooral naar de zijstraten gericht en niet naar de openbare ruimte en hoofdwegen. De woningen hebben dan nauwelijks een relatie met deze straat en grote delen van de wijk vallen buiten het zicht van de woningen. Dit schept anonieme wijken die alleen door ingrijpende herstructurering kunnen worden geactiveerd. In iets oudere (naoorlogse) wijken, worden de mogelijkheden voor sociale controle vaak beperkt door rijen garageboxen, bergingen en schuttingen aan de straatkant. Deze liggen doorgaans langs rustige woonstraten of grotere doorgaande wegen alwaar ze massieve blokken van blinde plinten vormen. Door garageboxen en bergingen aan de straatkant (voor een deel) andere functies te geven en hier bijvoorbeeld voorzieningen of woningen te plaatsen, kan de mogelijkheid voor natuurlijk toezicht worden hersteld. Zo is het in sommige gevallen bijvoorbeeld mogelijk de garageboxen te herinrichten en er een pui voor te plaatsen waardoor er zich kleine ondernemers of kleine zorgfuncties – zoals een huisarts of tandarts – in kunnen vestigen. Een andere oplossing is om woningen te bouwen op dezelfde plek om zo zowel overdag als ’s avonds extra toezicht op straat te creëren. Het gaat hier dan bijvoorbeeld om lage seniorenwoningen zonder tuinen door de beperkte dieptemaat. De situaties verschillen maar met name waar de garageboxen of bergingen tegenover achterkanten van woningen staan opgesteld zou dit een goede oplossing kunnen zijn om het toezicht op straat te verbeteren.